blog

Leren van het leger: Decentraal doet het beter

Waarom lukte het de Duitsers bij de start van de tweede wereldoorlog om zo snel het merendeel van Europa te bezetten? Waarom lukte het de Amerikanen ondanks een enorme troepeninzet niet om enig voet aan de grond te krijgen in Vietnam?

We kunnen leren van het leger.

De VS in Vietnam

Hoewel binnenlandse politiek in de VS een grote bijdrage heeft gehad in de beëindiging van de Vietnam oorlog speelde ook de wijze van oorlogsvoering een grote rol. In de jaren voor de Vietnam oorlog had het Amerikaanse leger zich trachten te vormen naar het ideaal van de rationele machine-bureacratie. Officieren werden gevormd tot op zichzelf gericht bureaucraten. Soldaten werden gezien als niet-denkende gevechtsmachines, niet als individuen. Het idee van teamvorming was afwezig. Pelotons werden gezien als componenten gevechtskracht, individuen en pelotons met dezelfde functie en opleiding waren als het ware in en uit elkaar te schroeven. Officiers maakte geen carrière aan het front maar thuis in de staf eenheden. Ze waren maar kort aanwezig aan het front voor hun ‘tour of duty’. Ervaren soldaten kregen leidinggevende zonder ervaring, maar wel gebrand om zich te bewijzen. Sturing vond plaats op basis van KPI’s zoals ‘body count’: de hoeveelheid slachtoffers die een eenheid maakte bij de vijand. Dat maakte officieren bereid om hoge risico’s te nemen en om burger slachtoffers ook mee te nemen. Dit verslechterde de cohesie aan het front nog verder en zorgde voor een verder moreel verval. Dit leidde tot enorme hoge desertie, opstand tegen officiers en toenemende moorden van officieren door soldaten. De bureaucratie die voor orde moest zorgen, was tot chaos vervallen.

Het Duitse leger

Het Duitse leger is vanaf het eind van de eerste wereldoorlog begonnen met het uitgangspunt dat oorlogen fundamentele onzekerheden bevatten en derhalve niet planbaar zijn. Centrale regeling is feitelijk niet te realiseren. Op decentraal niveau is initiatief en besluitvaardigheid nodig om in de ‘fog of war’ toch nog iets voor elkaar te krijgen. Het leger werd steeds meer ingericht in kleine groepen, die slagvaardig konden werken. Opdrachten waren geformuleerd in termen van WAT, niet HOE. De eenheden ter plekke konden dat het best zelf inschatten. Denken en doen werden niet gescheiden: verantwoordelijkheden werden gedecentraliseerd. Onderlinge samenwerking tussen de eenheden werd gestimuleerd, op basis van wederzijdse afstemming konden ze elkaar ondersteunen. Het centrale commando hield grip op de grote lijn van een aanval door middel van observatoren die op zoek gingen naar informatie.

Op alle niveaus had dit consequenties: materieel werd meer draagbaar en mobieler gemaakt. Maar organisatorisch had het ook gevolgen. Werving, opleiding en beoordeling van personeel werd zo ver mogelijk naar voren geplaatst en was niet de taak van een stafafdeling. Officieren werden geworven uit de beste soldaten (en niet op basis van opleiding). Officieren mochten ‘verbroederen’ met soldaten en waren dus niet een klasse apart meer, wat ook voor meer draagvlak voor hun rol aan het front zorgde.

Deze divisie structuur is inmiddels in vrijwel alle Westerse legers doorgevoerd.

 

Door: Angela Riddering